Een nachtmerrie voor iedere advocaat: het verstrijken van een termijn. Hoe sterk de zaak op papier ook is, wie te laat bij de rechter is, vist achter het net. Wie zich bezig houdt met vervoerrecht dient al helemaal beducht te zijn op de risico’s van verjaring, niet in de laatste plaats vanwege de korte verjaringstermijnen.Daarbij zijn (of beter: lijken) er vaak verschillende regelingen van toepassing die ook nog eens niet altijd uitblinken in duidelijkheid. Kortom, de verjaring is een complex schaakspel dat niet zelden onder grote tijdsdruk gespeeld moet worden. De Hoge Raad komt ons een stuk tegemoet en heeft recent zijn licht doen schijnen over een deel van de spelregels.

De casus

Tijdens een transport van eendagskuikens laat een deel van de diertjes het prille leven. Vervoerder Hazeleger wordt aangesproken voor de schade. Hazeleger wijst de aansprakelijkheid na zes maanden af. Anderhalf jaar later wordt Hazeleger gedagvaard. In de tussentijd had de vorderingsgerechtigde diverse malen schriftelijk gemeld dat hij aanspraak bleef maken op de schadevergoeding. Op het vervoer is het CMR verdrag van toepassing. Hazeleger beroept zich op de daarin opgenomen verjaringsregeling en stelt dat de vordering is verjaard.

Juridische discussie: stuiting na schorsing?

Partijen zijn het erover eens dat er een verjaringstermijn van één jaar geldt (art. 32 lid 1 CMR). Bij de Hoge Raad gaat de discussie over de vraag wat het gevolg is van de verschillende briefjes die in de loop van de tijd aan het adres van Hazeleger zijn ontvangen.

Artikel 32 lid 2 CMR bevat een schorsingsregeling. De lopende verjaring wordt daarmee tijdelijk en éénmalig stil gezet. Artikel 32 lid 3 CMR verwijst voor de stuiting van de verjaring naar het nationale recht, dat moet worden toegepast “met inachtneming van” de schorsingsregeling van het tweede lid.

Een vordering tot schadevergoeding kan naar Nederlands recht worden gestuit door “een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt” (3:317 lid 1 BW). Het effect van stuiting is dat de teller van de verjaring weer op nul wordt gezet en opnieuw gaat lopen, zodat de vordering weer een jaar is veilig gesteld.

Hazeleger stelt dat de verjaring door de ontvangst van de aansprakelijkheidstelling weliswaar gedurende een half jaar geschorst is geweest, maar dat de teller met de afwijzing van de schadeclaim weer is gaan lopen. Na anderhalf jaar zou de claim dan zijn verjaard. De stuitingsbriefjes hebben volgens Hazeleger geen effect gehad. Naast de schorsingregeling van 32 lid 2 CMR zou er geen ruimte meer zou zijn voor stuiting van de verjaring middels stuitingsbriefjes.

De vorderingsgerechtigde stelt dat die ruimte er wel is, nu lid 3 van artikel 32 CMR specifiek bepaalt dat stuiting plaatsvindt volgens het nationale recht. In deze redenering zou een eerste aansprakelijkheidstelling schorsende werking hebben en zou de verjaring door volgende briefjes gestuit zijn.

De Hoge Raad heeft duidelijkheid verschaft en komt tot het volgende oordeel:

indien de verjaring van art. 32 lid 1 CMR door een schriftelijke vordering in de zin van art. 32 lid 2 CMR is geschorst en deze schorsing vervolgens op de voet van art. 32 lid 2 CMR is opgeheven, een schriftelijke aanmaning of mededeling op de voet van art. 3:317 BW, die betrekking heeft op hetzelfde onderwerp als de eerdere schriftelijke vordering, niet ertoe kan leiden dat de verjaring wederom wordt geschorst of alsnog wordt gestuit. De schriftelijke aanmaning of mededeling in de zin van art. 3:317 BW moet in dit verband immers worden aangemerkt als een vordering als bedoeld in art. 32 lid 2 CMR.

De Hoge Raad is het dus eens met Hazeleger. Na een schorsing kan er niet meer worden gestuit door een stuitingsbrief. Voor de volledigheid merkt de Hoge Raad op dat het instellen van een eis in een juridische procedure of erkenning van de vordering nog wel leidt tot stuiting.

Na een schorsing kan er niet meer worden gestuit door een stuitingsbrief!

Het spel is nog altijd niet makkelijk!

Door het arrest is er weer iets meer duidelijk over de spelregels. Makkelijk is het echter nog zeker niet. Temeer omdat tegenover een ladingschadeclaim bijna altijd een vordering tot betaling van openstaande vrachtfacturen staat. Die vordering valt wel onder artikel 32 lid 1 CMR, maar niet onder de schorsingsregeling (die geldt alleen voor claims op de vervoerder). Stuiting van die vordering middels een briefje komt dus niet in strijd met artikel 32 lid 2 CMR en is dus mogelijk. Claims die tegenover elkaar lijken te staan, spelen dus elk hun eigen spel.